Spring naar inhoud

Kok Boekencentrum 2019
220 paginas
€20
ISBN 9789043529877

Wij lezen op pag. 212-213: ‘Als de mens de liefde ontvangt in plaats van haar te weerstaan, wordt hij herboren en verandert hij van een gewelddadig ruw mens in een liefdevol teder mens. Niets ter wereld kan de alles met zich meevoerende stroom van de liefde stoppen en niemand kan het licht van de zon doven (Matt. 5, 38-48). Het is Christus die hier spreekt: “Als wij deze zon zien die haar licht geeft aan allen, zien we de beweging van de stromende liefde, die de top van het kruis bereikt”. Deze beweging komt voort uit de bron van de pure liefde die God is, Vader van allen. En Jezus put altijd uit de bron van Gods hart. Hij laat God een bron zijn in zijn leven met de anderen. We vinden deze liefde het meeste in de houding van Christus ten opzichte van de mensen die hem wilden doden. Hij veroordeelt niet, hij koestert geen wrok, en hij neemt geen wraak, met innerlijke vrijheid deelt hij met hen in de pijn die aanwezig is in de diepten van het kwaad en dompelt hen onder in het licht van zijn genegenheid. Want alleen dit licht kan de duisternis van het kwaad in hun zielen verjagen.’

Je kunt op twee manieren de eenheid met God zoeken: actief en contemplatief. Christenen die in de wereld leven doen het eerste, christenen die zich van de wereld hebben losgemaakt doen het tweede. Maar in de praktijk gaat dat vaak samen op. Wie in de wereld leeft, moet tot op zekere hoogte ook contemplatief zijn. Zoals ik je al eerder heb geschreven: leer steeds aan God te denken, en je in zijn aanwezigheid te weten bij alles wat je doet. Dat wordt met contemplatie bedoeld.

De kwestie is hoe we aandacht kunnen blijven houden voor God, terwijl we toch met allerlei dingen bezig zijn. Dat is moeilijk, maar het kan zeker wél. Wat je ook doet, iets onbetekenends of iets belangrijks, bedenk dat het de Heer is die je er de opdracht toe geeft en die toekijkt hoe je het er afbrengt. Als je die gedachte vasthoudt, kun je alle zorg besteden aan je sociale verplichtingen en houd je tegelijk altijd God voor ogen. Daarin ligt het hele geheim, zo moet een christen in jouw positie zich gedragen, want je moet immers allereerst je werk doen.

Theofaan de Kluizenaar

HEER,
ik heb genoeg.
Ik heb twee ogen
als diamanten zo kostbaar, een mond om te fluiten,
en een gezondheid
die niet te betalen is. HEER,
Ik heb genoeg.
Ik heb een zon
aan de hemel,
ik heb een dak
boven mijn hoofd.
Ik heb werk
voor mijn handen.
Ik heb een gevulde tafel om van te eten
en ik heb mensen
om lief te hebben.
HEER, IK HEB GENOEG!

Het Tijdschrift ‘De Roerom’ nr. 10 (juni 2019) bevat een artikel van Henk Peters met als titel ‘Groen geloven’.

Gelovigen beseffen dat de aarde niet van hen is. Dat ze haar gekregen hebben als een gemeenschappelijk huis samen met alles wat groeit en bloeit, mens en dier. Maar ook dat we slechts voorbijgangers zijn. Tijdelijke bewoners, die kunnen beseffen dat na hen ook nog in dat gemeenschappelijk huis geleefd moet kunnen worden. We kunnen dat huis niet uitwonen en laten verkrotten. Onze erfgenamen moeten op onze zorgzaamheid kunnen rekenen. De gouden driehoek die gaat over ons gemeenschappelijk huis: God, aarde, mens. Wij gelovigen moeten beseffen dat onze Schepper ons ter verantwoording zal roepen. Hoe zijn we met Zijn paradijs omgesprongen? Is er nog iets van over? Heb je ervoor gezorgd dat er nog steeds geleefd kan worden door de mensen na jou? Maar sinds de mensen denken dat ze zich tegenover niks en niemand hoeven te verantwoorden en het hen beter uitkomt God uit hun leven te schrappen, menen ze er ongestraft mee weg te komen als ze hun vierkante meter wereld uitputten en verwaarlozen.

God verloren, al verloren?

Als de Liefde de mens niet langer bezielt, dan druipen nonchalance en onverschilligheid er vanaf, in zijn hele manier van doen. Het gaat om passie en compassie. Dat zijn geen begrippen waar geweldige heldendaden op gebaseerd zijn. Maar je kunt het aan hun keuzes en gedrag zien als mensen oog kunnen hebben voor de wisselende seizoenen, voor wat groeit en bloeit, voor zorgvuldig en respectvol omgaan met wat ze op hun biotoop aantreffen. Als ze zich kunnen verplaatsen in de positie van de medebewoners van hun plekje onder de zon: mens en dier. Daaraan kun je zien dat in hun wezen méér omgaat dan blinde zorg voor hun eigen dikke ik. Als vanzelf ontstaat bij hen een houding van bescheidenheid en soberheid omdat zulke mensen zich verbonden weten met al wat bestaat.

Commentaar Ph.K.: Het is toch heel goed om als christen te blijven nadenken en handelen in lijn met die bijzondere encycliek van paus Franciscus ‘Laudato si’.

De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt,
in al wat groeit en leeft zijn adem uitgezaaid.
De Geest van God bezielt wie koud zijn en versteend,
herbouwt wat is vernield, maakt een wat is verdeeld.

Wij zijn in Hem gedoopt, Hij zalft ons met zijn vuur.
Hij is een bron van hoop in alle dorst en duur.
Wie weet vanwaar Hij komt, wie wordt zijn licht gewaar?
Hij opent ons de mond en schenkt ons aan elkaar.

De Geest die ons bewoont, verzucht en smeekt naar God,
dat Hij ons in de Zoon doet opstaan uit de dood.
Opdat ons leven nooit in weer en wind bezwijkt.
Kom Schepper Geest, voltooi, wat Gij begonnen zijt.

Met pijn en verdriet om zijn dood wordt Maria Magdalena starend in het donker gewaar, dat de steen bij het graf van Jezus is weggerold. En ze kijkt in het niets, in de leegte die haar bang maakt. Ontzetting en vrees overvallen haar. Wat hebben ze met haar heer gedaan? Wie hebben het lichaam van Jezus meegenomen? En ook Petrus en de andere leerling zijn ontzet bij het zien van het lege graf. Het graf van Jezus wordt die derde dag leeg gevonden. Ze staan aan de immense afgrond van een onoverbrugbare kloof. Maar…..de derde dag is wel een opvallende verwijzing, een verwijzing naar God die zich rechtstreeks met de wereld bemoeit. En dan worden we a.h.w. opgetild, er staat iets nieuws te gebeuren. God gaf in de stilte van de nacht, in de stilte van de dood, Zijn Zoon een nieuw leven terug, zoals Hij in den beginne – ook in de stilte – de eerste mens heeft geschapen uit dode materie.

Het paasverhaal staat haaks op de werkelijkheid van alledag. Je kunt er toch eigenlijk niet bij. Ons verstand schiet gewoon tekort……hoe is het mogelijk, dat iemand uit de dood opstaat en tot de levenden wordt gerekend, ja door een derde van onze wereldbevolking ook ‘de LEVENDE’ wordt genoemd?

Iedereen die een groot verlies aan den lijve heeft ervaren, heeft er weet van, dat de ervaring van Goede Vrijdag niet in één, twee of drie dagen omslaat in een jubelstemming, een exsultet, die ons in de Paaswake wordt aangereikt. Het is veelal een lange weg om uit het dal van verslagenheid, verdriet en pijn omhoog te krabbelen. Pasen, leven dat sterker is dan iedere dood, gebeurt niet van het ene op het andere moment. Pasen is vaak een lang proces van gelovig en vertrouwvol verder gaan en volhouden.

Pasen is er op hopen – soms toch ook met een wonderlijk licht in ons
eigen binnenste – dat God ons niet in ons verdriet, in onze leegte, in onze
onmacht alleen laat, dat Hij ons niet loslaat, maar dat Hij ons - hoe dan
ook – nabij komt in Zijn goedheid, genade, liefde….. Pasen is erop
vertrouwen, dat de grote woorden van het verhaal van God met Zijn
mensen echt werkelijkheid worden, dat God niet loslaat wat Hij eens
onder ons is begonnen. Maar op die weg van Pasen is het ook nodig, dat
wij niet opgeven, dat wij een lange adem hebben, ook al is de dagelijkse
werkelijkheid soms bepaald niet gemakkelijk.

Pasen is dan zeker ook het feest van ‘het er niet bij laten zitten’…… ondanks narigheid en alle zorgen om ons heen, ondanks pijn en verdriet die ons in hun greep kunnen houden……..’het er niet bij laten zitten’.

Pasen, overeind komen, rechtop gaan staan, recht doen en goed doen, licht ontsteken dat sterker is dan het duister. Daarom steken wij de Paaskaars aan. We zeggen dan uit dat er grote dingen gaan gebeuren. Als we maar het vertrouwen en de moed opbrengen om in het volle licht te gaan staan. Net zoals Maria Magdalena die zich van het donkere graf omdraaide naar het licht, om Hem, om Jezus te zien, aan de leegte en de ontzetting voorbij, en kijkend door haar tranen heen.

Wanneer wij ons niet afwenden en onze eigen ogen niet gesloten houden, maar het licht in ons leven toelaten en laten doorbreken, kan er iets wonderlijks nieuws beginnen en is er altijd toekomst. En dat gebeurt wanneer wij bereid zijn Hem te volgen, Jezus de Levende, die ons als een lichtend voorbeeld heeft voorgedaan en voorgeleefd. Hij wijst ons de weg. Hij is de weg. Moge het voor u allen Pasen worden, een feest waarop het licht van de hemelse werkelijkheid ons aardse leven van alledag verlicht en omvat.

Namens de pastores en de locatieraad wens ik u goede vieringen in de Goede Week en van harte een Zalig Pasen.
Phil Kint (pastor De Goede Herder)

Gij zijt er altijd God, met uw liefde en uw goedheid. Laat me daaraan denken,
als ik me eenzaam en verlaten voel, als anderen me niet waarderen, als ze geen
geduld met mij hebben, als ze niets vertellen van wat hun interesseert, als
niemand naar me wil luisteren wanneer ik iets te zeggen heb.
Gij zijt mijn God: tot u kan ik me altijd wenden. Gij zijt altijd bij me, elke dag
van mijn leven. Gij maakt het leven draaglijk voor me, gij maakt mij blij.
Ik moet me er als ik iets zeg, denk, doe, steeds van bewust zijn dat gij er altijd
zijt, gij altijd van mij houdt.
Ook om mij heen zijn mensen die innerlijk verkommeren omdat ze niemand
hebben met wie ze kunnen praten of die hen begrijpt. Vaak verliezen ze hun
weerstand , worden ze hulpeloos, hopeloos…..
Maar één goed mens in hun buurt kan al voldoende zijn – een brug, een weg zijn
die hen uit een schijnbaar uitzichtloze situatie terugvoert naar een zinvol
bestaan. ‘Ben ik mijns broeders hoeder’.
God, ge bent geen vreemde voor mij; ge bent me heel het leven lang nabij
geweest. Laat me ook verder op uw genade vertrouwen, maak me ontvankelijk –
open voor uw liefde. Ik ben immers helemaal op u aangewezen; iets anders heb
ik niet te verwachten. Blijf dus altijd dicht bij me.

De Kerk is niet in de wereld om te veroordelen, maar om de ontmoeting mogelijk te maken met de intense liefde die Gods barmhartigheid is. Om dat mogelijk te maken moeten we naar buiten, zeg ik heel vaak. De kerk en de parochie uit, naar buiten om de mensen te gaan zoeken op de plek waar ze wonen, waar ze lijden, waar ze hopen. Het veldhospitaal, het beeld waarmee ik die ‘uitgaande kerk’ altijd graag vergelijk, heeft als kenmerk dat het daar verrijst waar de strijd wordt geleverd: het is niet het solide, volledig uitgeruste bouwwerk waar mensen naar toe gaan om zich te laten behandelen voor hun kleine en grote kwalen. Het is een mobiel gebouw, voor de spoedeisende hulp, de noodgevallen, om te voorkomen dat de strijders sterven. Daar worden spoedbehandelingen geboden, mensen komen er niet voor een controle bij de specialist. Ik hoop dat de kerk de moederlijke gevoelens van barmhartigheid meer en meer herontdekt en tegemoetkomt aan de vele ‘gewonden’, die behoefte hebben aan een luisterend oor, begrip, vergeving en liefde.
Paus Franciscus in: ‘De naam van God is genade (Amsterdam 2016), 83-84’

Pinksteren is openstaan voor een kracht
die je boven jezelf uittilt.
Is warm lopen voor iets wat hoop geeft en uitzicht biedt.
Is geloven dat heel gewone mensen
iets buitengewoons tot stand kunnen brengen
als ze zich laten inspireren door woorden van liefde en kracht.

Pinksteren is diep ademhalen en alles wat in je zit
openzetten voor een droom die lucht geeft.
Is je vleugels uitslaan en je mee laten nemend
door die windvlaag van Boven
die als een frisse bries over de aarde waait.
Is de kracht van God in elkaar herkennen
en in zijn Geest met elkaar verder gaan.

Greet Brokerhof – van der Waa