JOEPIE JOEPIE IS GEKOMEN

Beste mJoepie Joepieensen, ik zal u een geheim verklappen. Ik ben ooit Lazarus geweest. Nee, het is niet wat u denkt. Het was in het Heilige Land. Als toerist kun je daar het graf van Lazarus bezoeken. Voor een dollar mag je het graf ingaan. En als je binnen bent, roept de gids luid: ‘Lazarus, sta op!’. Heerlijk toch om voor één dollar Lazarus te mogen zijn! Nou hou ik niet zo van het toeristisch gedoe, maar ik weet nu wel in wat voor graf Jezus begraven lag. Maar op Pasen gaat het verhaal niet over de dood, maar over het leven bij de Hemelse Vader.

 

Hoe gaan wij met de dood om? De meesten van u kennen het kinderversje: ‘Joepie Joepie is gekomen, heeft m’n meisje weggehaald, maar ik zal er niet om treuren, gauw een ander weer gehaald’. En we zingen er vrolijk achteraan het ‘Tralalala’. Waarom heb ik zelf eigenlijk zo’n hekel aan dit versje? Ik weet dat het een kinderliedje is. Maar weet u dat dit versje eigenlijk over de dood gaat? Joepie Joepie is eigenlijk de duivel die je weghaalt uit de kring. Maar geen probleem: ‘gauw een ander weer gehaald’. Of daarmee alle oude pijn verdwenen zou zijn, het leed vergeten, de lege plaats gevuld. Natuurlijk weet ik ook wel dat het lied maar een onschuldig kinderspel is. Je raakt het ene meisje kwijt om er een ander bij te halen. Een onschuldig kinderspelletje, maar ik kan het niet meer horen. Alsof je mensen in kunt wisselen. Het zou je kind maar wezen.

Bij dit kinderspelletje moest ik afgelopen week denken aan de roman ‘De Gebroeders Karamazov’ van de Russische schrijver Dostojewski. Een vrouw, Nastajoeska genaamd, heeft een klein kind verloren, een zoontje van enkele jaren oud. Zij komt in al haar wanhoop bij een starets, de geestelijke wijze Vader van het Russische plaatsje Zosima. De oude priester luistert geduldig naar de wanhoop van de vrouw en zegt dan troostend: ‘Jouw kind staat vast voor Gods troon en bidt voor jou. Daarom moet je niet huilen, maar blij zijn dat het kind bij zijn Vader in de hemel is.’ ‘Dat weet ik wel’, zei de wanhopige moeder, ‘want mijn man zegt hetzelfde, maar ik zie dat hij evenveel huilt als ik. Ons kind hoort niet alleen bij God thuis, hij hoort ook hier bij zijn moeder! Als ik nog maar één keer naar hem mocht kijken, ik zou niet naar hem toegaan, ik zou geen woord zeggen. Ik zou me in een hoekje verstoppen om hem maar een ogenblik te zien en te horen hoe hij buiten speelt en dan komt aanlopen en hoe zijn stemmetje dan roept: ‘Mama, waar ben je?’ Als ik nog maar één keer zijn voetjes weer door de kamer kon horen stappen. Ik zou z’n voetstapjes direct herkennen. Maar nu is hij er niet meer, vadertje, en ik zal hem nooit meer zien. Kijk, hier heb ik zijn teddybeer en nu zal ik hem nooit meer zien, nooit meer horen’.

Wie zulke dingen heeft meegemaakt, een kind, een man, een vrouw, een vriend verloren, praat niet zo gemakkelijk meer over opstaan uit de dood. Wie zulke dingen aan den lijve heeft ervaren, heeft moeite met sommige kinderliedjes en met sommige psalmen en kerkliederen. Dan schiet er onder het zingen een brok in je keel en kun je er geen woord meer uitbrengen. Pasen: feest van de verrijzenis.

Met Pasen vieren wij het feest van Jezus’ opstanding. Eigenlijk een humoristisch verhaal! Stel je voor: Jezus loopt glimlachend naar buiten alsof het een tuinhuisje is, waar je zomaar in en uit kunt gaan! Daarna loopt Jezus in de tuin te schoffelen. Hij loopt zó gewoon door die tuin heen, dat zijn vriendinnen denken dat zij te maken hebben met Hendrik-Jan de Tuinman. Allemaal zonder poespas. Het woord ‘dood’ valt niet eens in het Opstandingsverhaal. Er is geen spoor van een worsteling met de dood te herkennen. Jezus heeft in het graf zijn doodskleren staan op te vouwen als of wij ‘s-morgens ons bed opmaken! De dood heeft niets meer te vertellen, is eenvoudig lucht voor Jezus, telt gewoon niet meer mee!

Ook voor Maria van Magdala werd haar tocht naar het graf van Jezus van een beslissende ommekeer. Huilend liep ze naar ‘t graf. Maar daar werd haar door de engelen aangezegd: Jezus van Nazareth, Hij werd vermoord, maar is verrezen! Maria Magdalena kon haar oren en ogen niet geloven. Was de macht van de dood en de macht van moordenaars dan toch voorgoed gebroken? Maar het leven gaat verder. Ook in onze dagen worden mensen overal ter wereld in schijnprocessen ter dood gebracht, of door geweld om het leven gebracht. Nog steeds buigen moeders zich over hun dode zonen en schreeuwen moeders het uit om het kind dat zij hebben voortgebracht. Hoe lang moeten mensen blijven schreeuwen tot eindelijk de hemel opengaat? Elke dag opnieuw worden er mensen gekruisigd. Elke dag opnieuw gaan er mensen voor de bijl.

Maar de weg door het leven zou te lang zijn en te zwaar, als we niet zouden mogen leven van dromen en visioenen, van beloften en liederen, van wonderen overal die ongelooflijk te geloven zijn! De weg zou te lang zijn, te zwaar en te onzeker, als we niet de geest deelachtig waren die eeuwiger waait dan de geringe duur van onze eigen jaren, en die langer standhoudt dan de strompelende kracht van onze eigen voeten. Ergens mag er een begin van geloof zijn en groeit de hoop, dat alles vrucht zal dragen, zelfs wat zinloos lijkt als dood en ondergang. Het groeit waar mensen gelouterd zijn, de pijn voorbij, de tranen gedroogd, de moed hervonden. De hoop groeit waar mensen elkaar verhalen vertellen, ter herinnering, ter bemoediging. Weet je nog van toen? Weet je nog dat Hij zei: dat Hij alles nieuw zou maken! Weet dan ook dat het met ons zal gaan zoals het gegaan is met Jezus van Nazareth, een van die miljoenen ontheemden, waar ze maar mee doen. Die ene rechtvaardige uit die miljoenen mensen. Zoon van God wordt Hij genoemd.

Het verrijzenisverhaal gaat in de Paasnacht over Jezus, maar niet minder over ons! Dat is aangetoond door Hem die zei: hebt elkander lief zoals ik U heb liefgehad! Mens, je bent een onvervangbaar wezen. Je wint het zelfs van de dood! Rond de verrijzenis van Jezus in de Paasnacht samenkomen, is van Hem te horen krijgen: ach, eigenlijk gaat het niet eens zozeer om Mij, maar om die vele mensen die net als ik aan de rand van het leven terecht zijn gekomen. Maar ook voor hen wordt de dood geen springplank naar duistere diepten van verlorenheid, maar een nieuwe oprit naar het eeuwige leven. Wat zingen in de Paasnacht in onze paaswake gelukkig niet dat kinderliedje over Joepie, Joepie, want dan willen wij over de dood dan niet meer zingen, maar het verdriet willen we ook niet verdringen. Ik ken een psalm die misschien wél verwoordt wat ik voel – maar eerlijk gezegd alleen op mijn beste paasdagen. Het zijn de woorden van psalm 23: ‘Mijn Herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Al moet ik het duister in van de dood, ik ben niet angstig, U bent toch bij me? Onder uw hoede durf ik het aan.’ Ik wens u een zalig Paasfeest toe.

Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland